Het proces van de mossel

Voor de handel vangt het mosselseizoen in principe in juli aan. De start van het seizoen is afhankelijk van het aanbod en de kwaliteit van de mosselen. Het seizoen voor de Nederlandse mossel loopt van juli tot april van het jaar daarop.

 

De volwassen mosselen die in de handel worden gebracht, worden ook wel aangeduid als consumptiemosselen. Deze mosselen worden op de mosselpercelen in de kweekgebieden opgekweekt van mosselzaad tot halfwasmosselen  en uiteindelijk tot consumptiemosselen. Het mosselzaad wordt traditioneel verkregen door te vissen op wild zaad, met name op de Waddenzee en in veel mindere mate op de Oosterschelde, de Westerschelde en de Voordelta.

 

In het voor- en najaar wordt er geïnventariseerd hoeveel mosselzaad er aanwezig is, waarna er een vergunning wordt aangevraagd om een deel van het bestand op te mogen vissen. Het mosselzaad wordt vervolgens naar de kweekpercelen gebracht. Een klein deel van het mosselzaad wordt in zogenaamde sokken gestopt en in de waterkolom opgehangen. Dit zijn hangculturen.

 

De mosselen groeien vervolgens in anderhalf tot twee jaar tijd uit tot consumptiemossel. In de tussentijd worden de mosselen af te toe verplaatst, zodat ze de ruimte krijgen om te groeien. Als ze groot genoeg zijn, worden de mosselen opgevist en naar de mosselveiling in Yerseke gebracht. Hier wordt de lading door medewerkers van het Productschap Vis bemonsterd. Het bemonsteren van een scheepslading mosselen houdt in dat er een steekproef wordt genomen, aan de hand waarvan bepaald wordt hoeveel mosselen de kweker aanbiedt, hoe groot de mosselen zijn (schelpgrootte en vleesgewicht) en hoe groot het percentage restmateriaal (losse schelpen, pokken, zeesterren e.d.) in de lading is. Het resultaat van de bemonstering wordt voor de veiling bekend gemaakt, waarna handelaren kunnen inschrijven op de geboden partijen.